Het
Hof vervult twee taken: de uitleg van gemeenschappelijke
rechtsregels (1) en de
Benelux-ambtenarenrechtspraak.
A. Uitleg van gemeenschappelijke
rechtsregels
Deze materie wordt reeds diepgaand
geregeld in de bepalingen van het Verdrag van
31 maart 1965, nog gedetailleerder in het Reglement
op de procesvoering van het Hof
en, meer algemeen, in de regels die van oudsher
in acht worden genomen door de
rechterlijke colleges.
Twee wegen zijn mogelijk
om de uitleg van een gemeenschappelijke rechtsregel
te
verkrijgen: ofwel maakt een nationaal rechtscollege
een prejudiciële vraag bij het
Benelux-Hof aanhangig, in welk geval het Hof een
arrest zal wijzen (rechtsprekende
bevoegdheid), ofwel legt een Benelux-regering een
vraag van uitleg aan het Hof voor,
waarop het Hof met een advies zal antwoorden (adviserende
bevoegdheid).
Die uitleg van een gemeenschappelijke rechtsregel
wordt vastgesteld door een
raadkamer die uit negen rechters, drie van elke nationaliteit,
bestaat.
Zojuist was er sprake van een prejudiciële vraag.
Wat houdt dat eigenlijk in?
Wanneer een nationale rechter (over dit begrip, zie
verder) in een voor hem dienende
zaak een gemeenschappelijke rechtsregel (over dit
begrip, zie verder) moet toepassen
en de betekenis van de toe te passen tekst onduidelijk
is, dan kan c.q. moet hij het
Benelux-Hof vragen hoe het gerezen juridische vraagstuk
moet worden opgelost.
De nationale rechter houdt aldus de zaak aan en
legt vragen aan het Benelux-Hof
voor. Het Hof zal daarop antwoorden bij een arrest
met daarin de oplossing van het
rechtspunt. De beslissing van het Hof is bindend
voor de nationale rechters die daarna
in dezelfde zaak uitspraak doen.
B. Benelux-ambtenarenrechtspraak
Die
bevoegdheid is het Hof toegekend door een Protocol
van 29 april 1969 en een
Protocol van 11 mei 1974(2).
Die rechtsmacht wordt
uitgeoefend door een kamer van het Hof, die uit
drie rechters, één
uit elk land, bestaat.
Die functie van het Hof verleent het personeel
van het Secretariaat-Generaal van de
Benelux Economische Unie te Brussel en het personeel
van de te ’s-Gravenhage
gevestigde Benelux-Organisatie voor de Intellectuele
Eigendom een soortgelijke
rechtsbescherming als t.b.v. nationale ambtenaren.
|